Voetballes met de dood in een ooghoek
Wij leven onze droom. Een Messiloos Barcelona krijgt voetballes in Amsterdam. De ontketende jonge honden van De Boer bestormen de volgevreten miljonairs van alle kanten. Sensatie in de maak: Barça weet zich geen raad. Het is genieten geblazen in een elektrocuterende atmosfeer.
Wanhopig word ik aan mijn arm getrokken. Commotie. Vingers wijzen naar de betonnen stadiongracht aan de F-side. Er ligt een man. Roerloos. De bloedplas rond zijn hoofd neemt in luttele seconden huiveringwekkende vormen aan. Het is tientallen meters schuin onder ons, maar we kunnen het goed zien. Wilde gebaren en paniek op de aangrenzende tribune. Mijn maag keert zich drie keer om. Het is verschrikkelijk. Als je het mij vraagt is hij hartstikke dood. Hoe kun je nou van de tribune af donderen? We begrijpen er niks van. Hij is toch zeker niet geduwd?
Ajax blijft drukzetten en de Catalanen bezwijken wederom. Danny Hoesen haalt zijn Limburgse trekker genadeloos over: 2-0. Het merendeel van de dik 50.000 wordt gek: zij zijn onwetend. De Ajacieden knuffelen dat het een lieve lust is. Ik kom niet verder dan een lauw pro forma applausje. Om ons heen heerst een niet eerder geproefde cocktail van stekende ontzetting en een toefje ongepaste vreugde.
Het is rust. Allerhande hulptroepen zijn gearriveerd en buigen zich over het bewegingloze slachtoffer. De ziekenwagen staat klaar. Een klein wagentje botst in zijn achteruit tegen de ambulance op, gevolgd door kortstondig gejuich. Cynisme regeert. Het schiet geen kloten op, voor ons gevoel. Anderzijds is het geen sine cure: je werk doen met duizenden pottenkijkers in je nek. De jongens en meisjes in felrode en geelturkoois tenues stabiliseren zijn nek. Er is hoop op leven, blijkbaar.
Onder bescheiden applaus wordt de pechvogel per brancard in de ambulance geïnstalleerd. De achtergebleven bloedzee bestrijkt dik een vierkante meter. Er komen twee iele mannetjes met reusachtige emmers aan rennen. Zand erover, dat fatsoeneert. Een dik kwartier na de noodlottige val scheurt de ambulance met loeiende sirenes de Arena uit. Het tafereel krijgt een staande ovatie. Hoe wrang ook, het is de enige manier om als machteloze toeschouwer sympathie te tonen. Hierop had hij niet gerekend toen hij zijn vrouw vanmiddag gedag kuste. Dat hij met luid applaus het stadion zou verlaten, opzichtig flirtend met de dood.
We beginnen het tweede bedrijf met een zalige voorsprong, doch in oorverdovende stilte. De geschokte ooggetuigen hebben hersteltijd nodig. Langzaam ontdoet mijn buik zich van een intens beklemmend gevoel. We staan massaal achter onze idolen, zoals de Onbekende Soldaat gewild zou hebben. Onbewust heeft hij het wij-gevoel aangewakkerd. Met tien man slepen we een grandioze overwinning uit het hellevuur tegen de onmachtige beste ploeg ter wereld.
Op het laatste fluitsignaal volgt een geluidsorkaan. De spelers vieren het onmogelijk geachte huzarenstukje met een uitgebreide ereronde. Davy Klaassen wijst naar de plek des onheils en vraagt een steward er zijn wedstrijdshirt neer te leggen. Vanavond is hij op en naast het veld een held. Ik bezie de twee hoopjes zand. Ik klap mijn fikken stuk, maar voel een scherpe siddering door mijn ruggenmerg trekken. Een bizarre avond die me tot in het bejaardenhuis zal heugen. Er is er eentje zowat dood, maar wie niet springt die is geen Jood…
Gijs Lauret