Coronatest
Neusverkoudheid is mijn metgezel, al zolang als ik me kan herinneren. Wie mij voor snotneus uitmaakt doet niet anders dan het beestje bij de naam noemen. Lastig die malle coronatijd, want zo’n doodgewoon snotneusje is al gauw verdacht. En omdat ik met de allerkwetsbaarste oudjes werk heb ik zo’n verdachtmaking serieus te nemen. Maar bij welke klachten zou ik dan door de coronateststraat moeten? Op een loze zaterdagochtend weet ik het. Kriebelhoest, niezen, schuurpapieren keel. Het moment is aangebroken. Ik kan me haast niet voorstellen dat ik ‘het’ heb, maar toch.
Vol goede bedoelingen bel ik met de coronalijn van de GGD. Nadat eerst de verbinding lukraak wordt verbroken en bij poging twee het afsprakensysteem op hol slaat is poging drie succesvol. En kijk aan: ze hebben vanmiddag een gaatje voor me, vertelt een vriendelijke telefonist die mij toevertrouwt dat ook hij vanuit huis werkt.
Er is een efficiënte ‘bike through’ gecreëerd, buitengewoon prettig voor zo’n autoloze gek als ik. Een mevrouw achter een deur wenkt. Met mondkapje op en fiets aan de hand wandel ik naar binnen. In deze ruime hal is het goed afstand houden. Ik zie figuren met en zonder mondkapje, van wie er een half in mijn richting hoest. Ik ontsmet de handjes en geef mijn paspoort aan een onzichtbaar persoon die zich heeft verschanst achter een reuzenmondkap, spatbril en glazen hoestscherm. De overigens handschoenloze juffrouw heeft kennelijk geoordeeld dat ik ben wie ik ben en overhandigt me een mysterieus reageerbuisje met blauwe vloeistof.
Bij de volgende incognito mevrouw mag ik op een stoel plaatsnemen. “Ik ga dit wattenstaafje eerst in uw keel en dan in uw neus steken“, zegt ze enigszins geruststellend maar toch vooral kordaat. Mond open en ‘A’ zeggen is het verzoek. Ze jenst het ding er voortvarend in en mij ontglipt een vluchtige kokhals. Eigenlijk voel ik nu een groots hoestorgasme recht in haar gezicht aankomen. Daadkrachtig voorkomt ze dit en wel door het wattenstaafje subtiel in m’n linkerneusgat te duwen. Terwijl ze het witte stengeltje door de nauwe schacht omhoog ragt, lijkt m’n neusgat almaar dieper te worden en m’n leven onaangenamer. Hoewel dit benauwde tafereel slechts enkele seconden duurt, lijkt de tijd niet vooruit te branden. Net als de peilloze diepten van mijn neusgat bijbelse proporties aannemen en ik begin te vrezen voor mijn frontaalkwab, rommelt ze het staafje eruit. “Dat was het, dank u wel meneer”, zegt ze. Al met al sta ik binnen drie minuten buiten. Knap werk, het moet gezegd. Ik desinfecteer mijn handjes, grijp mijn fiets en smeer hem. Binnen achtenveertig uur krijg ik bericht, heeft ze beloofd.
De belofte wordt meer dan waargemaakt. Minder dan vierentwintig uur na de wattenstaafmishandeling roept mijn telefoon. We hebben een anonieme beller. Anonymusje heeft een jonge damesstem. Na een korte inleiding draagt ze haar standaardtekst voor: “Ik heb goed nieuws voor u. De test heeft negatief resultaat gegeven en dat betekent dat u niet bent besmet met het coronavirus.” Ik mompel iets in de trant van dat ik dat wel heel relaxt vind maar voor ik het doorheb heeft ze me al een fijne dag gewenst en ben ik weer alleen met mijn gedachten. Dat voelt best vreemd want ik heb helemaal geen bonnetje van deze transactie gekregen. Hopelijk heb ik haar goed verstaan want mijn hoogstpersoonlijke lockdown is hierbij opgeheven.
Gijs Lauret